Nieuw in de boekhandel
De canon van Nederland . Onze geschiedenis in 50 thema’s.
Met ‘De Tweede Wereldoorlog’ door David Barnouw.
Uitg. Meulenhoff, Amsterdam 2014
De canon van Nederland . Onze geschiedenis in 50 thema’s.
Met ‘De Tweede Wereldoorlog’ door David Barnouw.
Uitg. Meulenhoff, Amsterdam 2014
Op 28 september 2014 vulde zaal 1 van EYE zich met een nieuwsgierig publiek, die voor een Hitchcock-film kwamen, die nauwelijks een Hitchcock-film genoemd kon worden. Moderne legers hebben filmploegen bij zich, die er natuurlijk voor bedoeld zijn om de eigen successen vast te leggen, welke successen dan vaak dezelfde week als korte stukjes in de bioscoop te zien zijn. In de Tweede Wereldoorlog was dat niet anders; de Engelsen, de Amerikanen, de Russen, maar ook de Canadezen, werden begeleid door filmploegen. maar tegen het eind van de oorlog werden er ook andere zaken gefilmd.
Het was de Duitsers niet gelukt de vernietigings- en concentratiekampen ‘op te ruimen’ en af te breken; daarvoor waren er gewoonweg te veel. Toen de Engelsen in de derde week van april 1945 ten zuiden van Hamburg het concentratiekamp Bergen-Belsen binnentrokken, werden zij uitbundig begroet door sterk vermagerde en slecht geklede gevangenen, maar stuitten zij al snel op ondervoede, nog bijna levende gevangenen, skeletachtige gevangenen en lijken, heel veel lijken. Dat werd gefilmd, niet omfloerst of van een afstand, maar onbarmhartig dichtbij; alles moest vastgelegd worden als bewijs van de monsterachtige daden van het Derde Rijk en het resultaat zou ook vertoond moeten worden aan het Duitse volk. Dan zouden ze inzien waar ze vanaf 1933 achter hadden gestaan en dat zou bijdragen aan hun heropvoeding.
De Engelsen en Amerikanen besloten samen te werken en hun materiaal voor één film te gebruiken, waarbij ze ook Russisch materiaal zouden gebruiken. Filmrol na filmrol werd geschoten, niet alleen in Bergen-Belsen, maar in honderden kampen, maar de beoogde samenwerking liep op niets uit. De Amerikanen gingen hun eigen weg en maakten een eigen film, Death Mills, en de Engelsen werd niet gegund hun film af te maken. Er werd door hogerhand getwijfeld aan het nut van zo’n film, want de Duitsers hadden intussen (verplicht) kortere kampfilms gezien en de leefomstandigheden in de Engelse sector waren zo slecht, dat men aannam dat de Duitsers zich meer om hun eigen toekomst bekommerden dan over wat achter hen lag.
In Londen was men intussen wel aan de gang gegaan met het ruwe materiaal, er was een script gemaakt en er waren begeleidende teksten geschreven, maar daar bleef het veertig jaar bij. Het Engelse Imperial War Museum, waar de filmblikken terecht waren gekomen, bracht in 1984 een eerste Memory of the Camps uit, maar men wist dat er meer moest zijn. Dat bleek zo’n 25 jaar later, toen er nog een filmblik tevoorschijn kwam. Naast het filmmateriaal werd ook veel papieren archiefmateriaal gevonden en zo kon een reconstructie gemaakt worden van wat men in 1945 voor ogen had. Deze reconstructie werd nu voor het eerst voor een algemeen publiek vertoond; het EYE had samen met het NIOD een Europese première en deze German Concentration Camps Factual Survey (1945/2014) maakte grote indruk. Iedereen kende er wel stukjes van, bijvoorbeeld de massagraven met lijken in Bergen-Belsen, maar nu, schoongemaakt op een groot filmscherm, kwam het nog harder over. Of deze German Concentration Camps ooit op televisie komt, is nog de vraag. En wat Hitchcock nu precies gedaan heeft als ‘adviser’ zal wel nooit meer bekend worden. Lees verder: ‘Filming the Liberation of Bergen-Belsen’ door Toby Haggith en ‘Seperate Intentions: The Allied Screening of Concentration Camp Documentaries in Defeated Germany in 1945-46: Death Mills and Memory of the Camps‘ door Kay Gladstone, in: Holocaust and the Moving Image. Representation in film and television since 1933, Toby Haggith and Joanna Newman (ed.), Wallflower Press, London 2005.
Waarin: ‘De Tweede Wereldoorlog’ door David Barnouw
Uitg. Meulenhoff, Amsterdam 2014
Een aantal jaar geleden zag ik in het Heeresgeschichtliches Museum in Wenen de auto waarin Frans Ferdinand op die fatale dag in Juni 1914 door Sarajevo reed en waarin hij en zijn vrouw werden doodgeschoten door Gabriël Princip. Het was een beetje steriel, zo in een museum zonder opgewonden geluiden.
Het deed mij denken aan mijn eerste bezoek aan Sarajevo, in 1969, toen ik na het eindexamen met een schoolvriend in de auto van zijn vader naar Joegoslavië reden. Zijn moeder kwam oorspronkelijk uit Joegoslavië, vandaar en we logeerden bij zijn familie in Belgrado. Met zijn oom, die als kolonel was afgezwaaid, gingen wij de bergen in waar hij als partizaan onder Tito had gevochten. Met het mooie nichtje van mijn vriend gingen we naar een buitengewoon hippe disco, waar veel geüniformeerde soldaten zich zeer vermaakten.
Wij reden verder naar het zuiden (mijn vriend moest dat doen, want ik had nog geen rijbewijs) en toen kwamen we ook in Sarajevo terecht. We maakten kennis met een paar Joegoslaven van onze leeftijd, die ons meenamen naar de plek waar de aanslag was gepleegd. In het trottoir was aangeven waar de dader precies had gestaan en dat was natuurlijk een goed fotomoment. Daarna gingen we naar de Staatsbibliotheek, als ik het goed heb, want daar zou Frans Ferdinand indertijd naar toe zijn gegaan. Op de statietrap werd ik plotseling door twee agenten gesommeerd mijn tas te openen, die zij zonder verder uitleg aandachtig doorzochten, maar niets gevaarlijks leken te vinden. Onze nieuwe vrienden verontschuldigden zich zeer en legden uit dat niet lang geleden een Kroatische nationalist een aanslag had gepleegd op een Joegoslavische militaire attache in Duitsland. Had ik toen de Joegoslavische burgeroorlog en het Srebrenica-drama kunnen voorzien? Ik denk het niet.
Trouw Opinie, 9 mei
De geschiedenis van de 4e mei-herdenking is er een van horten en stoten, van stilte en van protest en je kunt wel zeggen dat er nog steeds mee geworsteld wordt. Was het een staatszaak of vooral een zaak van het particulier initiatief? Er hebben kleine en grote veranderingen plaatsgevonden in het herdenkingsbeleid en in het ceremonieel; de plaats van militairen en veteranen, de volgorde van de kranslegging en wie er bij het monument mocht staan. Dan heb ik het over de Nationale Herdenking, die al sinds jaren plaats vindt op de Dam van de hoofdstad van het land. Daarnaast vinden er nog honderden plaatselijke bijeenkomsten plaats, die van plaats tot plaats kunnen verschillen.
Het belangrijkste discussiepunt is niet geweest hoe wij herdenken, maar wie wij herdenken en daar werd zelfs op regeringsniveau over gediscussieerd. De eerste jaren na de oorlog waren nog het eenvoudigst; de Nederlanders die tijdens de Tweede Wereldoorlog hun leven hadden verloren, werden herdacht. Dat sloot vanzelfsprekend ‘gewone’ slachtoffers uit (zoals verkeersslachtoffers), maar ook die Nederlanders die zich aan de kant van de vijand hadden geschaard en omgekomen waren. Er was geen goed-fout discussie, het was gewoon zo.  […] Nu herdenken wij ‘de Nederlandse oorlogsslachtoffers van Duitse en Japanse oorlogshandelingen en de Nederlandse oorlogsslachtoffers van oorlogen en vredesoperaties sindsdien’ .
Deze omschrijving laat nog tal van vragen open, want zou er geen enkele Nederlander door Italiaanse oorlogshandelingen om het leven zijn gekomen? En een Nederlandse SS’er is toch ook een oorlogsslachtoffer of toch eigenlijk niet? Maar er is natuurlijk meer aan de hand dan taalkloverij. De laatste decennia is slachtofferschap een steeds grotere plaats gaan innemen in onze samenleving en met betrekking tot de herinnering aan de bezetting is het slachtoffer de dader (en ook de held) gaan verdringen.
Daarnaast is er in toenemende mate nadruk op grijstinten in de oorlogsgeschiedenis, die soms zo ver gaat dat er geen goed of fout meer overblijft, maar slechts grijs. Dan is het niet gek dat sommige kinderen van NSB’ers hun omgekomen vader willen mee-herdenken of hun naoorlogse ervaringen (op school gepest als NSB-kind) op één lijn willen zetten met ècht oorlogsleed. En dan is het ook niet gek dat het Nationale 4 en 5 mei Comité een gedicht op de Dam wil laten voorlezen, waarvan duidelijk was dat er heibel zou uitbreken. Het Comité had wat beter op de titel van hun recent uitgekomen jubileumboek kunnen letten: Breekbare dagen.
Om dit nu in de toekomst te voorkomen stel ik voor het komende jaar op nationaal niveau een aantal stevige discussies te voeren over wie en wat we in de toekomst gaan herdenken. Niet wachten tot april volgend jaar, maar zo snel mogelijk. Mijn (discussie)voorstel is een terugkeer naar de basis, waarbij wij ‘de Nederlandse oorlogsslachtoffers van Duitse en Japanse oorlogshandelingen’ herdenken. De na augustus 1945 omgekomen militairen kunnen op een waardige wijze tijdens de Nationale Veteranendag worden herdacht.
In de sporen van Rost van Tonningen en zijn Nederlandsche Oost CompagnieÂ
Woensdag 9 septemberÂ
7.30 vertrek vanuit Amsterdam Centraal met prachtige hangende grondmist tot Naarden; erg spooky. Bij de grens Duitse snuffelhond en douane alleen geïnteresseerd in de enige niet-blanke in de coupé. Bij station Osnabrück staat gelukkig nog zo’n prachtige grote WO 2 bunker. Wolfsburg kondigt zich al aan door het Mittellandkanal en dan zie je de imposante VW-fabrieken en de VW-arena voor sport.
Het is (nu) maar 6 uur rijden naar Berlijn
Per U-Bahn naar Unter der Linden en hotel Adlon gegaan; Rost logeerde daar ook, net als tal van Nazi-kopstukken. Het hotel is een paar dagen na de bevrijding afgebrand en pas kortgeleden in oude luister hersteld en het is werkelijk stijlvol. Ik heb een mooie kamer op de 2e verdieping op de hoek Unter der Linden en Wilhemstrasse.
Unter der Linden afgegaan en gezien wat ik wilde. De NOC-delegatie woonde gewoon in bij het Ost-ministerium, dat was voor en na de oorlog de Sowjet-ambassade en nu de GOS-ambassade. De NOC zat waar nu de handelsafdeling van de GOS is; dat hadden ze eens moeten weten!
Typography des Terrors heeft op plekken waar paleizen en/of ministeries gestaan hebben aan de Wilhelmstrasse grote borden met oude foto’s met meertalige uitleg neergezet. Het is één grote wandeling door de geschiedenis.
Het uitzicht op de Brandenburger Tor is ernstig verpest door een meters grote voetbal op de Parizer Platz vanwege 2006 als de Euro-Weltmeister naar Duitsland komt.
De plek voor het nieuwe Holocaust Denkmal gezien, aan de Behrenstraase, en het ziet er nu al megalomaan uit. Het Judisches museum bezocht, gebouw is prachtig, maar de looprichting lastig en de inhoud politiek erg correct. Zo wordt er bijna evenveel aandacht aan grote joodse vrouwen als aan manen gegeven, hetgeen de toeschouwer in de waan brengt dat joodse vrouwen helemaal geen ondergeschikte rol speelden-spelen.
Zo wordt Barmisja uitgelegd en verteld dat meisjes dat tegenwoordig ook doen, maar dat het niet overal üblich is. Hetgeen mij een gotspe lijkt.
Meyer Levins reistypemachine ligt er. Heeft met fotograaf Erich Schwab deelgenomen aan de bevrijding van de kampen! Anne Frank ontbreekt niet en ons blauwe boek (de complete Anne Frank-uitgave)ook niet.
Donderdag 4 septemberÂ
Nog veel rondgelopen; de achterkant van Wilhelmstrasse keek uit op de DDR-kant van de muur, in hun achtertuin liepen de waakhonden rond. Het Stasi-museum bezocht en voor het eerst het Sovjet-monument goed gezien. Er liggen daar ook nog 2500 dode Russen.
Snel door de douane op Tegel en naar Estland gevlogen. En snel een auto van Hertz gekregen. Een grotere (dan ik besteld had) 4-deurs Mazda.
Nog even verkeerd gereden, maar toen toch mijn oude Reval-hotel gevonden
De stad in om eerst op het plein wat te drinken en daarna naar een Estisch restaurant gegaan, waar ik in juni ook al was. Het was nu geheel vol en ik kon na een half uur wel een tafel vinden, goed stukje wild zwijn
Voor het slapen nog even naar de kroeg om de hoek geweest
Vrijdag 5 septemberÂ
Naar Tartu gereden en ingecheckt in hotel Dragon naast het stadhuis. Mooi ouderwets én modern
Katrin, docente Nederlands alhier en nu mijn gids, was er binnen tien minuten en toen zijn we naar het Peipsi-meer gereden en daar de kleine dorpjes van de old-believers bezocht. Katrin vertelde dat de kleuren van de houten huizen Russisch waren, daar komen ze ook vandaan. Een dorpje leefde geheel van uien en 2
overal zag je ze liggen om gedroogd te worden, dus ook het uien-restaurant bezocht en daar blini’s met vis gegeten. Vissersbootjes gefotografeerd, die erg op die van de Nederlandse tijd leken. De Nederlanders zaten toen aan de Russische overkant, bij Gdov.
Slechte wegen en geen enkele richtingwijzer.
En overal op het land staan aardappelzakken als witte grafzerken in het gelid.
Zaterdag 6 septemberÂ
Leuke trip; nieuwe grensovergang Estland-Letland, naar Sigulda en toen naar Malpils, daar kon ik eerst het kasteel niet vinden en toen bracht een hangjongere me ernaar toe!
Een groot landgoed met twee identieke bijgebouwen en even verderop nog een oud, maar geheel ineengestort landhuis
Er zou een landbouwmuseum in moeten zijn (in elk geval volgens Internet), maar er was niets van te zien en de bewoonster was er ook niet, wel een mooie omgeving
In Sigulda waren alle hotels vol! De locals, maar ook de Finnen, gebruiken deze laatste Indian Summerweek om het land in te gaan.
Naar Riga dus en ingecheckt in Metropole tegenover het station en vroeger geliefd bij spionnen. Mooi oud. Auto kreeg binnen een half uur al een bon, terwijl het hotel verteld had dat het daar veilig was.
Zondag 7 septemberÂ
Ik wilde naar Klaipeda, het Memel van Hitler, maar was er al eerder geweest en ging daarom na een kort grensoponthoud naar Palanga, een badplaatsje aan de Oostzee met een prachtige lange eenvoudige pier en een lange straat vol lawaai, kermis, drank maar ook palingverkoop.
Van half vier tot half acht in een strandtent heerlijk in de zon gezeten.
Nog een kamer gevonden, wat gek leek gezien de honderden Litouwers, maar dat bleken vooral dagjesmensen te zijn.
Een van de mooiste zonsondergangen gezien
Vis gegeten. Alles is hier meer dan een derde goedkoper dan in NL. Op straat weer vervelende kaalkopjes. Op de Russische tv werd Flesh and Blood van Paul Verhoeven vertoond.
Maandag 8 septemberÂ
Eerst naar Kaunas; veel trollies en foto’s genomen van twee NOC-gebouwen. Verder naar Vilnius, ook weer trollies, en na veel moeite mijn hotel gevonden, zo blij dat ik het zag dat ik fout de één-richting straat in reed en direct een loeiende politieauto achter me had. Ze vertelde me dat het 125 zou kosten en vroegen of ik Litouws of Russisch sprak. Ze lieten met toch maar onbetaald gaan. Net in het hotel belde Ruta van het joods historisch museum die morgen als gids zou optreden
De stad in en wat gedronken, terug naar hotel en wat gewerkt. De binnenstad in en lekker vis gegeten in een trendy restaurant vol lawaaiige 06-jes.
Daarna nog wat gedronken in een mooie buitengewoon sjofele kroeg tegenover hotel. Ik moest aanbellen om het hotel weer in te komen.
Dinsdag 9 septemberÂ
Karig ontbijt, maar who cares. Ruta was er op tijd en bleek een kaart van een kwart A-viertje voor heel Litouwen. Ze had wel rondgebeld of alle plaatsen, die ik wilde bezoeken wel echt bestonden en toen hebben we zo’n 180 km rondgereden
Baltoje Voke was het eerste doel waar turf gegraven was. Na veel moeite het gevonden en naar de administratie gegaan, waar een wethouder ons te woord stond. Dit Baltoje Voke was in 1950 gebouwd om turf te graven.
Verder wezen rijden, overal gevraagd, Ruta bleek geen kaart te kunnen lezen. 3
Naar weer een andere plek waar we in de technische school om hulp vroegen, er bleek een Japanse professor te zijn die onderzoek naar minderheden in Litouwen had gedaan en wel uit zijn eigen boek met een Nederlander kwam, maar die was al in de 19e eeuw naar Polen-Litouwen geëmigreerd. Via een boek over de joodse werkkampen kwamen we op een plek waar duidelijk turf was afgegraven. Alles lag wat lager en er waren ook een paar stenen van barakfundamenten over. Nu was er een immens spoorcomplex,
Toen naar de killingfields Palarinai waar ik vijf jaar geleden tevergeefs naar gezocht heb gedurende een lange middag, Ruta kon het ook niet direct vinden, wat me nu niet meer verbaasde.
Het was indrukwekkend door het ontbreken van van alles. Er waren Russische gelijkluidende teksten op stenen en tien jaar geleden was er ook bijgezet dat van de 100,000 vermoorde burgers de allergrootste meerderheid joods was Richting Trakai, waar we onderweg wat gedronken hebben in een modern complex met twee niet al te grote visvijvers, waar vier heren in pak aan het vissen waren, eentje zelfs met zijn 06 bellend. Ze zagen eruit of ze van kantoor aan het spijbelen waren. Als je de vis teruggooide, moest je betalen.
Naar Lentvaris, een merkwaardig kasteeltje met een hoge toren. Nu werden er tapijten gemaakt, maar men wist van geen enkele Nederlandse geschiedenis
Naar Waka-T; de trainingsboerderij van het NOC. Het leek mij veel te groot voor die Nederlanders. Nog steeds een visvijver met kweekvissen. Een oud vrouwtje, eindelijk, bleek er pas sinds 1944 te wonen, haar eigen dorp was platgebrand door de Duitsers en ze wist verder van niets
Ze, haar dochter en kleindochter vertelden wel dat de oude eigenaren, die ook heer van Lentvaris waren geweest, het landgoed had teruggeëist en gekregen
Een 60-jarige joodse vrouw, door Ruta geïnterviewd, heeft haar verteld dat zij in de partizanengroep waarin zij kwam, een Nederlander kwam, ze zal nakijken of navragen of ze daar meer van weet
Het land was overal erg leeg. Bossen, vaak zo jong dat ik denk dat er op voormalig veen is geplant. Dennenbomen
Von Harder belde deze avond, afspraak voor morgen. Harder is de neef van de Von Harder die Rost en de zijnen vanuit het Ostministerium begeleidde en zijn neef is zijn kwalijke gangen nu aan het nagaan.
Eind van de avond naar mijn kroeg
Woensdag 10 septemberÂ
Harder en zijn gids in hotel opgehaald en naar Waka-T gegaan, de gids is ook reisleider en we hebben de hele dag wetenswaardigheden over Litouwen moeten aanhoren, wie waar woonde, hoe groot het nationale park is, dat er een dierentuin in Vilnius is etc, en dat Litouwen vroeger van de Oostzee tot de Zwarte Zee liep. Toen ik vroeg of dat weer zo zou moeten, gaf hij maar geen antwoord
Het was nu precies 60 jaar geleden dat Waka-T feestelijk is geopend met Rost en Von Harder. Hoewel dat onduidelijk is omdat zijn naam is doorgestreept op de uitnodigingenlijst. Er is een 1 minuut filmopname van. Die krijg ik in ruil voor kopieën van rapport Rost voor Seyss-Inquart.
Waka-T en Lentvaris waren bezit van een Poolse vorst die 99 van zulke zaken bezat. Bij 100 moest je belasting gaan betalen. Bij Waka-T foto’s genomen en rondgelopen.
Dezelfde oude vrouw geïnterviewd door onze gids. De Russen lieten na de oorlog veel mensen op en rond Waka-T wonen en zijzelf kende niemand uit de oorlog en had nooit van de Nederlanders gehoord.
Tot slot zong ze voor ons, erg Onder de groene linde.Â
Eerst een Litouws lied over de twee transatlantische Litouwse piloten uit 1933 die op de terugweg in Duitsland neerstortten; zij staan als helden op het 10 grivas bankbiljet
Haar lied was nog mooier geworden. De piloten hadden zelf hun toestel gebouwd (wat niet waar was) en zij waren door de gemene Duitsers neergeschoten (wat ook niet waar was), maar zij ging er bijna weer bij huilen maar dat hoorde bij de voorstelling
Neef Harder zit zich nog steeds af te vragen of die aardige oom van vroeger geweten heeft van alle moordpartijen. De killing fields liggen hemelsbreed 3 km van de achtertuin van Waka-T. Ik heb hem verteld dat wat in het westen een geheime Reichssache was, in het oosten natuurlijk bij iedereen bekend was.
Hij is bezig met een project. Grote foto’s die zijn jeugd afbeelden met wassen poppen die hem, zijn oom en zijn vader uitbeelden. Surrealistische foto’s van de trek van de Oostboeren. Ik heb hem verteld dat ik het 4
meer op de Lord of the Rings vond lijken dan dat het écht was, maar dat het kunst en geen wetenschap was.
Terug naar Vilnius naar de Green House, het holocaust-museum, de tentoonstelling bekeken en een eetafspraak met Ruta gemaakt. Een kaart van Litouwen met alle moordplaatsen is onthullend. Bij ons iedereen naar Westerbork gebracht om ver in het oosten vermoord te worden. Hier werd je in je eigen huis of na een vreselijke gettotijd om de hoek vermoord, vaak door Litouwse hulptroepen.
Donderdag 11 septemberÂ
Auto ingeleverd en naar Kiev gevlogen, daar tot en met zondag 14 september in een appartement gewoond en veel van de stad bekeken.
Maandag 15 septemberÂ
Met auto (een taxi uit Kiev), chauffeur en gids vertrokken voor 10 dagen Oekraïne. Eerst de plek van het textielbedrijf van de firma Dijkman, NV Oostland Confectiebedrijf, opgezocht; Shiljanskaja 43a, in de binnenstad in een gewone wijk. Dit moest op de binnenplaats van 43b zijn, maar het was er niet écht duidelijk waar het nu gezeten had.
Toen naar Babi Yar, wat niet buiten, maar in de stad ligt, maar dat is naoorlogse uitbreiding.
Een grote lelijke beeldengroep en toen bleek het ravijn meer dan een kilometer lang te zijn, met ook nog een nieuwe straat er dwars doorheen, bij het beeld stond een lege bierfles, er lagen ook scherven, naast de bloemen net neergelegd door een Israëlische delegatie, een armoedige indruk.
Verder naar het zuiden, naar Chercassy, bekend uit de zware gevechten in 1944.
Redelijk goede tweebaans asfaltweg door het glooiende dal van de Dnjepr door verschillende dorpjes en kleinere plaatsen, waar men driftig nieuwe kerken aan het bouwen was. Maar ook nog wel een overgebleven Lenin-standbeeld in dorpjes met veel lage huisjes, veel blauw geschilderd, maar in de grotere plaatsen ook plattenbouw van vijfhoog.
Grote lappen land, omzoomd door bomenrijen, met zonnebloemen, maïs, pompoenen, kool, veel kippen en ganzen, vervallen kolchozen, maar ook een met veel koeien hooi soms in immense hopen in een enorme schuurvorm. Het graan was al van het land, maar het was te zien hoe immens de graanvelden zijn.
Op straat voor de huisdeur emmertjes met te verkopen aardappelen, appelen en andere zaken. Bij bushaltes concentraties van vrouwtjes die deze zaken verkochten.
Hier wordt in tegenstelling tot Kiev wel gefietst en de fiets wordt ook gebruikt om grote zakken te vervoeren. In dorpen vooral veel kiosken waar van alles wordt verkocht.
Er komen meer bossen. Vaak voor een groot deel militair gebied.
In Cherkassy naar Internetcafé om de Duitse oorlogsgravenstichting op te zoeken over wat ze in de Oekraïne hebben. Zaparodsje en Zjimotir en een paar andere plaatsen.
Chauffeur noch gids kunnen kaart lezen en het is goed dat ik een Duitse reisgids met plattegronden en hotels bij me heb.
Dinsdag 16 septemberÂ
Overal trollies en trams en oude autobussen, de laatste rijden ook op gas wat in 6 gasflessen op het dak ligt. Verder zuidwaarts; de zonnebloemen zien er erg verloren bij. Meer zwart dan mooi geel, maar dan pas worden ze ontkopt. De strooien daken van de huizen zijn al lang door lelijke golfplaten vervangen, maar een paar met nog mooi stro gezien.
De rijkaards, geld verdiend in Duitsland of zo, laten een mooi groot huis bouwen, maar ze zijn zelden afgebouwd.
Soms zitten we op zeer slechte wegen en vrees ik voor onze auto,
Dnipropetrovs’k links laten liggen en naar Zaporotsje gegaan. Weer een ouderwets hotel met een oppasdame per verdieping aan de Lenin boulevard van 15 kilometer en een honderd meter breed. 5
Lekker rondgelopen, wat gegeten en gedronken en voor het slapen gaan de bar opgezocht, dit bleek een doorgebroken hotelkamer met een keukentje en een toonbank, je moest zelf je drank uit de ijskast halen, dat maakten ze na betaling voor je open. Daar Ajax-FC Milan op tv gezien; je doet gekke dingen in het buitenland.
Woensdag 17 septemberÂ
Ontbeten in de bar, je kon er zo een filmopening van maken; zwijgende Oekraïense mannen die aten, rookten en bier dronken.
Naar het Heemkundemuseum gegaan waar apart voor ons de WO 2 zaal openging onder leiding van een aardige historicus, die ook wat engels sprak
De tentoonstelling stond op zolder onder een lekkend dak en was dus niet toegankelijk, ze moeten daar echt van niets leven en dat zie je aan de tentoonstelling af.
In 1995 ingericht en informatie over collaboratie en de grote generaalsslachting onder Stalin voor de oorlog, hun held nummer 1 was de bevelhebber van de luchtvloot, ook gedecoreerd ivm Spanje en Finse winteroorlog, en die op last van Stalin is geëxecuteerd toen de Russische luchtmacht in 1941 zeer snel gedecimeerd was, na de oorlog gerehabiliteerd. Verder de gewone helden, maar ook het leven van Ostarbeiter in het Derde Rijk. Foto’s van collaborerende Oekraïners. Nog geen foto’s van juichende bevolking die de Duitsers begroeten of info over jodenvervolging, maar dat komt nog wel,
Om de stad en vooral om de stuwdam en de weg erover heen is twee keer zwaar gevochten, in 1941 en eind 1943. Rost heeft hem in 1942 gezien.
Stad is zwaar beschadigd. Alles aan de Prospekta Lenin is na WO2, hoewel wel in oude stijl, herbouwd.
In het museum nog een tentoonstelling over de dam gezien, na de Boulderdam de grootste in de wereld (vóór WO 2) en door Amerikaanse ingenieurs gebouwd. Lenin waakt nog steeds torenhoog over de dam, dankzij de elektriciteit is er zware industrie, o.a. eigen personenauto, nu samen met Daewoo.
Het Duitse Friedhof, dat lag niet in centrum zoals de website van de Volksbund wil doen geloven, maar ten zuiden van het centrum, klein veldje met meer dan 6.000 Duitsers, Hongaren, Roemenen en een (of meerdere) Japanner!
In het museum werd verteld dat er een 19e eeuwse kathedraal in 1936 is afgebroken en dat daar Duitsers waren begraven en toen men vijf jaar geleden de kathedraal ging herbouwen, kwam men nog vijf graven tegen.
Donderdag 18 septemberÂ
Eerst naar Tomatovka, ik heb foto’s bij me van Rost en Roskam en anderen die daar in september 1942 een oogstfeest vieren. De gids had gebeld naar een culturele consulent en we moesten eerst naar de bibliotheek die vlijtig maar erg onoordeelkundig werd opgeschilderd door een aantal dames; geen grondverf, niet schoonmaken, hup eroverheen met de nieuwe verf.
Na een tijdje verscheen een dame die directrice van het kleine museum was, dat moesten we eerst zien, terwijl ze een paar dames op pad had gestuurd met mijn foto’s. Met een aanwijsstokje liet ze ons alles zien en het was echt roerend om te zien hoe ze met weinig middelen de geschiedenis van de plaats tot en met nu, foto’s van feesten van afgelopen jaar, gestalte geven. Er worden ook lessen gegeven en zo.
Besloten werd een tekst te maken voor de lokale krant over de Nederlandse delegatie die hier onderzoek kwam doen. Met veel moeite een tekst gemaakt en toen in optocht naar de lokale krant, weekblad of maandblad.
Daar wilde de dienstdoende redacteur niets weten van een stukje, we werden geïnterviewd over onze reis, wat we van de Oekraïne vonden, hoe de landbouw was geregeld in Nederland etc. De Nederlandse ambassadeur zal trots zijn.
Het dorp, 8000 inwoners maakte een welvarende indruk en de gammele markt was bijna geheel herbouwd met mooie kraampjes
Gelukkig wel een Lenin, in het goud met barsten in zijn kop. Veel, erg veel zonnebloemen gezien, maar ook wijngaarden. 6
De straatverkoop van meloenen is overweldigend, als elke Oekraïner één per dag zou eten, zou er nog een grote hoeveelheid overblijven.
Naar Cherson gereden en het viel op dat er opeens richtingborden in Latijns schrift naar Cherson en Odessa verwezen. Een van de 6.000 Skytische grafheuvels gezien, daar hadden ze een kopie van een Skytisch vrouwspersoon op gezet
We waren goed gaar van al het rijden en in deze plaats was het ook moeilijk rijden, want het bestond op de kop af 225 jaar en de hoofdstraat was afgesloten
Deze stad ziet er welvarender uit met mooie niet kapotte stoeptegels, verlichting etc., maar dat kan ook aan de festiviteiten liggen.
Vrijdag 19 septemberÂ
Saaier stuk richting Odessa met minder leuke dorpjes, maar kilometers links en rechts van de hoofdweg dorpsconglomeraten.
Heel veel graanvelden, maar ook hier is het graan al binnen en zonnebloemen, minder mooie bomen langs de velden
Ook weer grote verkoopconcentraties, nu ook met gevlochten kleedjes en vegertjes
Hoewel de wegen soms erg goed zijn en de chauffeur over de 100 rijdt, haal je nauwelijks 50 per uur, meestal minder. Via Nikolayev, Rost heeft daar scheepskranen bewonderd en ik ook, maar snel verder naar Odessa, wat er erg mooi uitzag.
Gegeten in trendy Meat and Wine restaurant, waar de aankleding opmerkelijk modern was, beton en mooi wrakhout en Japanse verlichting, had zo in Amsterdam kunnen staan met een keuken gescheiden met een glaswand. De wc had een glazen vloer met eronder de stenen, dus het leek of je echt over water liep. Eten ook goed, duur voor locals, niet voor ons.
Het fraaie en prijzige hotel Londonskaya ligt aan een prachtige avenue, waar elk uur een carillon speelt, gelukkig maar tot middernacht
Zaterdag 20 septemberÂ
Over een prachtige ‘Franse boulevard’, ene Richelieu, gevlucht voor de revolutie, is hier gouverneur geweest en heeft veel franse invloed achtergelaten
Aan deze boulevard lagen de prachtigste huizen in zeer grote tuinen. Naar een goedkoper hotel, op 12e verdieping met mooi gezicht op zee waar veel schepen lagen te wachten
Terug naar het centrum en highlights gezien, vooral erg veel bruidsparen die zich op de mooiste plekken laten fotograferen, ook aan de haven waar de hoofdpier zeer recent is opgeknapt met een groot hotel en expositieruimte, een nieuw kerkje op de kop, maar verder prachtig centraal tegenover de beroemde potemkintrappen gelegen
De trappen vallen wat tegen, maar hebben toch wel grandeur, maar als je van boven naar beneden kijkt, zie je het moderne havengebouw.
Het monument van de matrozenopstand gezien; vijf wild gebarende matrozen, de gids legde uit dat de volksmond wil dat ze allemaal een kopeke zien en roepen, ‘daar ligt hij, nee daar’
Zondag 21 septemberÂ
Ontbeten in de merkwaardige hotelbar, vreselijk slaatje en een boterham met kaas er bleek een gezelschap weldoeners uit Regensberg te zijn, buiten stonden 6 grote en 4 kleine vrachtwagens uit Duitsland vol hulpgoederen.
De weg Odessa-Kiev is de belangrijkste in de Oekraïne en was dan ook bijzonder goed, maar er werd zeer veel aan gewerkt om te verbreden, viaductenaanleg etc. geen dorpen, alleen eindeloze vlaktes, het graan was al geoogst en er werd al wintergraan ingezaaid. Gelezen dat ze een deel tolweg gaan maken.
Uman is een belangrijke bedevaartsplaats, waar rabbi Nachmann in 1810 is begraven. Hij is de stichter van de Breslauer Hasidische beweging en heeft zich daar laten begraven omdat er kort tevoren een 7
verschrikkelijk pogrom had plaatsgevonden. In de hele stad geen orthodoxe joden gezien, maar wel een politieversperring in een gewone straat
Je moest te voet te voet eerst langs de politieafzetting en toen langs steeds meer afzettingen, politie, militie, particuliere bewaking tot er een echt modern getto opdook, vijf flats twintig hoog en een ultra modern Zion hotel, alle opschriften in het Ivriet en op straat alleen orthodoxe joden, een paar kindertjes, nauwelijks vrouwen en een immense hoeveelheid politie, militie, bewakers etc, volgens een lijst met wat te doen, mochten vrouwen ook overal bij, maar de Frommen dachten daar anders over en weigerden toegang. Er stond een groepje vrouwen uit Israël boos te bidden bij de ingang, maar zij mochten er niet in.
Ik wel, na eerst voor 5 Grivas een keppeltje te hebben gekocht (was eigenlijk huur, maar ik heb het als souvenir gehouden). Via een binnenplein naar een zaaltje waar een ieder zijn handen moest wassen en toen naar een lokaal met zon veertig schoolbanken met lessenaars waar Frommen zaten te bidden, te rebbelen, te lezen en te slapen. Aan een wand was de tombe van de rebbe en daar werd op zijn klaagmuurs geweeklaagd.
Mij werd steeds een vrome tekst in handen geduwd die ik diende opzeggen en toen duidelijk was dat ik het niet kon lezen, bood iemand aan dat tegen betaling voor mij te doen, vriendelijk bedankt en weer naar buiten, het had iets ernstigs middeleeuwsachtig.
Ik geloof gelezen te hebben dat de rebbe volgende week jarig is, dus wellicht was de bewaking daarom zo streng, maar het is volgende week ook Joods nieuwjaar.
Ook nog een voormalig kamp voor sovjetkrijgsgevangenen bezocht, waar er een paar duizend van waren omgebracht. Een eenvoudige steen met het opschrift 1941 en een vage figuur erop was alles wat er van te zien was.
Maandag 22 septemberÂ
Eerst op de grote autoweg, waar het verkeer minder was dan op zondag en toen via een secundaire weg verder, veel leuker, want door dorpjes die of Lenin wel hadden staan of een WO 2 monumentje. Hier zie je veel meer wagentjes getrokken door 1 of 2 paarden, maar alleen voor personenvervoer of lichte lading. Op het land wordt gebruik gemaakt van grote machines. Vandaag ook veel voederbieten gezien.
Het landschap is ook mooier met meer afwisseling, bomen, meertjes, huisjes. Ik wilde naar het slot waar de Nederlanders hebben gezeten, bij Skwira, en de gids wist zowaar in die plaats bij de directeur van het museum een afbeelding van het slot te krijgen en een wegbeschrijving die natuurlijk weer niet klopte, maar mijn grotere kaart bracht uitkomst.
Het bleek om een dorp met 860 inwoners te gaan, waarvan 10 % ‘turk’ was, die rond het slot woonden, maar die kwamen sinds 10 jaar uit allerlei landen, Usbekistan etc, zodat ik dacht dat het wel Koerden moesten zijn. Er werd verteld dat ze heimatloos waren en dat de Turkse ambassades niets voor ze konden doen
Er werd ook verteld dat ze veel geld hadden meegenomen, maar dat ze door de geldreform veel hadden verloren.
De kolchoz was opgeheven en bijna alle grond, en het slot, waren in handen van een rijkaard, die evenwel geen geld had voor machines om de grond te bewerken.
Het 19e eeuwse slot van de Poolse graaf Potoski zag er erbarmelijk uit, maar was het wel, vergeleken met de foto uit 1943 die ik bij me had. Er waren bomen bijgekomen, zodat het slot minder zichtbaar was. Het had een tijd als administratief centrum van de kolchoz gediend, maar nu liepen er kippen in rond en een kamer was een keurige crèche met kinderbedjes
Toe naar het gemeentehuis, een huisje met 2 kamers, 2 schrijfmachines en 2 telefoons en 2 dames die niets van de Hollanders wisten, maar wel gingen telefoneren
Ondertussen in hun boek met gevallenen 41-45 gekeken. Veel foto’s van lokale monumenten, al of niet gerealiseerd. Het viel op dat bijna alle monumenten treurnis uitdrukten, maar geen heldhaftigheid. Zelf had ik al een gefotografeerd, ter herdenking van een 21 jarige soldaat die daar met 2 onbekenden begraven lag.
De gids kreeg de grootmoeder van de burgemeester, geloof ik, aan de lijn. 8
Deze wilde ons niet ontvangen, maar wel met over de telefoon praten. Ze was 16, 17 in de oorlog en vertelde dat er eerst Duitsers waren, waaronder een slechte die vaak terugkwam en ook lijfstraffen uitdeelde, haar grootvader kreeg, omdat hij een uur te laat was, zoveel slaag dat hij een week het bed moest houden.
Toen waren 5 Hollanders in het slot komen wonen, die veel rondliepen om te kijken hoe het werk op het land ging en een beetje regering speelden. Een van de vrouwelijke dorpsgenoten hield daar de boel schoon en vertelde hoe sjiek ze daar leefden, met mooie meubels en zo. Ze had niets slechts over de Hollanders te vertellen. Wel was er een plaats achter het slot, waar dorpsfeesten werden gehouden, maar waar de Hollanders niet aan meededen. Op een bepaald moment was er geschoten op zo’n feest en toen werden ze niet meer gehouden. De slechte Duitser kwam zo nu en dan de boel inspecteren
De Hollanders vertrokken op een gegeven moment en de dorpelingen plunderden het slot. Ze kwamen terug, met de slechte Duitser, die alle dorpelingen verzamelde en het zou er slecht voor hen hebben uitgezien, als de Nederlandse baas niet op de slechte Duitser had ingepraat
Het was natuurlijk onduidelijk of deze oude dame zich echt de Nederlanders herinnerde, of dat ze de gids gelijk gaf, maar haar verhaal klonk wel authentiek
Verder naar Zythomir naar het hotel met de gelijknamige naam, een mooi ouderwets blok op het onafhankelijkheidsplein, tegenover een oorlogs-sovjettank.
De stad heeft brede boulevards, een mooie Lenin en de eerste Karl Marx tot nu toe en veel verborgen cafés en restaurants. Ook veel grote winkels waar je van alles, niet zo veel, kon kopen, en ter plekke opeten, veel zoute en andere vis.
Dinsdag 23 septemberÂ
Op snelle wijze over de autoweg naar Rewne (Rowne in het Duits), onderweg veel irrigatiewerken gezien, wat dmv borden etc. trots stond aangegeven. Veel vrachtverkeer, ook uit Polen en Belarussia en een kilometer of dertig van de grensovergang een slagboom met zwaar bewapende agenten in kogelvrije vesten. Rewne is veel groter dan ik dacht.
Bij de stadsingang een enorm memoriaal dat vreselijk verwaarloosd was bezocht, een lange allee leidde naar een flinke trap, daarboven stonden twee enorme helden met een enorme pyloon achter zich, daarachter wat oorlogs oudroest, zonde. Weer een hotel van de oude, maar gerenoveerde stempel en toen naar het Heemkundemuseum, ons contact was er nog niet maar een andere nam ons op sleeptouw naar de Poststrasse 56 waar de NOC had gezeten, er bleef verschil van mening over straat en nummer foto
Stad had 40.000 inwoners in 1941, waarvan 82% joods, op 1 nov. 1941 is de helft vermoord bij waar nu het memoriaal is, niets dat daar op joodse slachtoffers wijst.
Naar een kerkhof gegaan waar veel WO 2 zou liggen, maar het was een gewoon kerkhof met bij de ingang in het groot ‘alle macht aan de sovjets’ en wat ruiterfiguren, wel een aantal onbekende soldatengraven; eerder WO 1 dan WO 2.
Terug naar museum waar een historica meedeelde alles over de Nederlanders te weten,die in hoog aanzien stonden want ze hadden mooie huizen gebouwd met veel bloemen rondom etc. Het museum had drie tegeltjes, Mosa, Sphinx en een Duits merk, met onbeholpen landschapsschilderingen, 2 Oekraïense landschappen en eentje een beetje Nederlands. Het was door een van de Nederlanders gemaakt die daar een handeltje in dreef. Nina Seitz uit Lemberg had voor hen gewerkt en in het kort de goede herinneringen aan hen opgesteld, ik krijg kopie.
De Hollanders hadden een afvalplaats toegewezen gekregen en daar eerst houten barakken gebouwd en toen stenen huizen en het was heel mooi geweest
Ze hadden bij het werk een uniform aan en konden naar de kino. Er werd verteld dat het RK wel intellectuele en noodzakelijke joden aan het werk en voorlopig in leven liet. Mij werd gevraagd of er ook mennonieten bij de Nederlanders gezeten hadden, nee dus.
Er kwam een oudere man bij die ze had meegemaakt, maar als ‘Oekraïense patriot’ had hij ook een eigen kijk op alles 9
Er waren er volgens hem enige honderden die als het ware in een eigen ‘staat’ leefden en er was handel tussen Hollanders en Rewne bewoners, zijn moeder had bijvoorbeeld schoenen gekregen in ruil voor een kip.
Niets bekend van achterblijvers of eventuele kinderen, ze stonden ook aan beperkingen bloot, maar er waren toch een paar prostituees waar de Hollanders ook naar toe konden. Er waren zoveel bezetters, Duitsers, Italianen, Roemenen, Nederlanders, dat je geen onderscheid meer maakte.
In 1941 had een oudere Duitse soldaat met zijn vader gesproken, beiden bleken WO 1 veteranen en de Duitser had ‘Hitler kaput’ gezegd
SS, SD, Gestapo, Hitlerjugend en Reichskommissariat, dat waren de slechteriken.
Naar de plek gegaan, op een grote binnenplaats, waar nog één van de Nederlandse stenen barakken stond, vlak bij het huidige staatsarchief en we zij naar het door de Hollanders gebouwde casino gegaan, onze zegsman had daar ook voor ze gewerkt, hout gesleept etc.
Museummevrouw vertelde ook dat in west-Oekraïne geen Lenin-standbeelden meer stonden; in Rewne was er een standbeeld van hun 19e eeuwse dichter voor in de plaats gekomen.
Woensdag 24 septemberÂ
Weer naar Zhytomir, maar eerst het joodse kerkhof bezocht, áchter het memoriaal, het zag er ouder uit, maar recent was er een gedenksteen bijgeplaatst én stenen met alle namen van de 17.500 vermoorde joden. Volgens het opschrift ging het hier om ouderen, vrouwen en kinderen. Dat zou betekenen dat de arbeidzame mannen eerst nog in het getto hebben verbleven.
Buiten Zhytomir nog een kerkhof gevonden met een apart gedeelte voor sovjet-soldaten.
Met veel moeite het echte Soldatenfriedhof gevonden, waar duizenden namen stonden uitgehakt; geen Nederlanders gevonden.
Donderdag 25 septemberÂ
Terug naar Kiev, terug naar Nederland, maar met het vaste voornemen terug te komen om het westen bezoeken en de Krim.
David Barnouw
16 oktober 2003
Begin september 1944 was er even de hoop op een snelle bevrijding. Maar die kwam niet. En daarna bereidden kou en gebrek de Amsterdammers een lange winter vol ontberingen. De Hongerwinter heeft decennialang het beeld van de oorlog bepaald. Hoe sloeg de stad zich er doorheen? (Foto MAI / Sem Presser)
In 1947 werd aan de gevel van de Oosterkerk aan de Oostenburgergracht een gedenksteen van Hildo Krop onthuld. Zijn talloze brugversieringen en andere ornamenten in de stad hebben hem beroemd gemaakt, maar dit is een wel heel bijzondere Krop. Er ligt een scheepje te water met een man die een goed gevulde zak op zijn schouders draagt en op de wal wacht een vrouw met twee kinderen op wat hij meebrengt. ‘Interkerkelijk Komite 1945’ staat erboven. Zonder verdere tekst zouden wij niet meer weten wat het voorstelt. Maar eronder lezen we: “Wat liefde samenbracht in ’t jaar van barre nood, heeft menig oude en kind gered van hongerdood. Dit monument vertolkt de dank van heel de buurt. Dank, die in ’t hart van God een eeuwigheden duurt.†Eigenlijk hoort deze gevelsteen in Friesland thuis, want daar (en uit Groningen) kwamen dankzij de contacten van het comité met kerken aldaar, de scheepjes met voedsel vandaan voor de hongerende bevolking van de Oostelijke Eilanden in de eerste maanden van 1945. De plaquette is bij mijn weten het enige gedenkteken voor de Hongerwinter in Amsterdam; waarschijnlijk omdat de naoorlogse aandacht decennialang uitging naar de helden en niet naar de slachtoffers.
De Hongerwinter was onverwacht gekomen. De tweede helft van het vierde oorlogsjaar had juist grote verwachtingen gewekt bij degenen die hunkerden naar de bevrijding van de nazi-overheersing. Voor de joden in Amsterdam was het al te laat; het overgrote deel was via Westerbork naar Auschwitz of Sobibor gedeporteerd om daar te worden vermoord. De Jodenbuurt was een spookachtige verzameling straten geworden, waar bijna alle huizen verlaten waren, en Nederlandse collaborateurs maakten meedogenloos jacht op de weinige ondergedoken joden.
De geallieerde invasie in Normandië op 6 juni, de onverwacht snelle opmars van generaal Patton met zijn tanks en de mislukte aanslag op Hitler op 20 juli deden de spanning toenemen. Toen na Parijs ook Brussel werd bevrijd, werd door de Nederlandse radio in Londen, Radio Oranje, een gerucht voor waar verspreid. Minister-president Gerbrandy maakte bekend dat de geallieerde legers de Nederlandse grens hadden overschreden. De dag na de uitzending, 5 september, is de geschiedenis ingaan als Dolle Dinsdag. Vluchtende NSB’ers werden bij de stations uitgejouwd en op de Amstelveenseweg stonden Amsterdammers de geallieerden op te wachten. Tevergeefs: ze waren in geen velden of wegen te bekennen.
Verdeling van de schaarste
Twee weken later vond ‘Operatie Market Garden’ plaats, die voor de bevolking in West-Nederland tot rampspoed zou leiden. Nederland ten zuiden van de grote rivieren werd bevrijd, maar de sprong over de Rijn bij Arnhem mislukte. Het grootse plan van bevelhebber Montgomery om na Arnhem naar het oosten af te buigen en Duitsland binnen te vallen, bleek echt een brug te ver te zijn. Intussen had de Nederlandse regering in Londen de Nederlandse Spoorwegen opgeroepen om in staking te gaan en dat gebeurde ook. Om deze staking te breken, besloten de Duitsers het vervoer van levensmiddelen en brandstof uit het oosten en het noorden naar het westen te verbieden. De algemene gedachte was dat het niet lang zou duren, maar dat bleek een grondige misrekening.
Tot dan had niemand in Nederland honger hoeven te lijden. Natuurlijk was het dieet versoberd en uitheemse producten zoals koffie, thee, cacao, tabak en tropische vruchten waren nauwelijks meer te krijgen. Maar al vóór het uitbreken van de oorlog was een fijnmazig systeem van voedseldistributie opgezet, om de schaarste zo eerlijk mogelijk te verdelen. Via een bonnensysteem waren de verschillende zaken te koop – voor zover er voorraad was, natuurlijk. Distributie en rantsoenering gingen hand in hand: halverwege 1944 was alleen vis vrij (dus zonder bon) verkrijgbaar. Leveranciers en klanten verfoeiden het systeem, maar het leidde wel tot een rechtvaardige verdeling van het weinige wat er was.
Natuurlijk ontstond er direct een zwarte markt, waarbij boeren een deel van hun landbouw- en veeteeltproducten buiten de distributie om zélf of via tussenpersonen op de markt brachten. Daar hadden natuurlijk degenen met het meeste geld of de beste connecties voordeel van. De overheid poogde van alles om de ‘sluikhandel’ tegen te gaan en ook werd er tegen clandestien slachten gewaarschuwd, omdat dat de volksgezondheid in gevaar kon brengen. Illegaal slachten werd zwaar gestraft. De daders konden zelfs in een concentratiekamp belanden; enige honderden zijn zo om het leven gekomen.
Op zoek naar brandstof
Zwarte handel werd door betrokkenen niet als fout gezien. Het geweten werd gesust met het idee dat die zaken anders toch maar bij de Duitsers terecht zouden komen. Ten dele was dat ook waar, omdat er aparte Duitse organisaties waren opgericht die zwarte goederen opkochten in Nederland. De Jordaan, de Zeedijk en het Rembrandtplein waren populaire plaatsen waar zwart werd gehandeld. De pers schreef er ook over: “En die adresjes … zij waren een openbaar geheim.â€(Algemeen Handelsblad, 14 september 1942). De gelijkgeschakelde pers moest afschrikwekkende foto’s plaatsen en door middel van affiches werd de bevolking gewaarschuwd.
Door de bevrijding van het zuiden was er geen toegang meer tot de Limburgse kolenmijnen en dat was extra lastig omdat het weer van oktober 1944 tot maart 1945 uitzonderlijk slecht was. Mensen konden door gebrek aan brandstof nauwelijks verwarmen en koken. De levering van gas en elektriciteit werd steeds vaker onderbroken en tegen het eind van 1944 helemaal niet meer.
Overal werd nu naar brandstof gezocht. Op rangeerterreinen waar kolen waren gelost en bij fabrieken waar veel kolen werden gebruikt. Veel was er niet, soms slechts kolengruis, maar alle beetjes hielpen. Een oude brandstof als turf werd herontdekt. Een handelsvertegenwoordiger uit Amsterdam kon eind oktober in Vinkeveen maar liefst 3500 turven kopen, waarvan hij er 200 op zijn fiets naar huis wist te vervoeren. “Pook het fornuis op Moeder zeg ik, het kan vandaag nog lijdenâ€, schreef hij tevreden in zijn dagboek. Plantsoenen en parken werden kaal geroofd en Het Nieuws van de Dag schreef op 13 maart 1945 over de “Ontgroening van Amsterdamâ€. Ook parkbankjes en houten bruggetjes werden meegenomen om op te stoken, terwijl leegstaande huizen van het binnenhout werden ontdaan. Dat was een gevaarlijke bezigheid, want het weghalen van de steunbalken uit de toch al bouwvallige huizen kon fataal aflopen. In de verlaten Jodenbuurt vielen bij het slopen dan ook verschillende doden. De bevolking bleek inventief: zodra duidelijk was dat er tussen de tramrails houten blokjes zaten, werden die ook weggehaald. De trams reden toch al niet meer.
Voedsel voor de jeugd
Eigengemaakte nood- of wonderkacheltjes zorgden voor een klein beetje warmte en er kon eten op worden bereid. Met bonnen was steeds minder te krijgen, dus ging de bevolking zelf naar de producenten toe – naar de boeren dus. Deze zogeheten hongertochten hebben het beeld van de Hongerwinter bepaald: sjofel geklede vrouwen op fietsen zonder banden of lopend met een kinderwagen om een mud aardappelen of wat graan te bemachtigen. Het ging om ruilhandel en al gauw deden geruchten de rond dat de kasten van de boeren uitpuilden van kleding en sieraden en dat sommigen wel drie piano’s hadden. Natuurlijk waren er boeren die misbruik van de situatie maakten, maar anderen waren dag en nacht in touw om al die stadsmensen te helpen. Wie pech had, zag het moeizaam verworven voedsel door Duitsers of hun Nederlandse handlangers in beslag genomen.
Daarnaast probeerden bedrijven voor hun personeel voedsel te bemachtigen. Zo schreef de directeur van het Zoölogisch Museum in Amsterdam al zijn relaties aan. Bijvoorbeeld in januari 1945 de Verkadefabriek in Zaandam: “Terwijl vroeger Uw Firma bij ons kwam met het verzoek den Heer Voerman behulpzaam te zijn bij het vervaardigen van zijn aquarellen voor de albums, komen wij thans tot U met het verzoek, indien mogelijk, te willen helpen ons personeel door deze donkeren tijd heen te helpen.†Of het resultaat had, is onbekend.
Ook werden buurtcomités gevormd, die vaak via kerkelijke organisaties liepen en op grotere schaal voedsel probeerden te verwerven, meestal uit Friesland of Groningen. Het vervoer gebeurde vaak door binnenvaartschepen, die het gevaar liepen óf door geallieerde vliegtuigen te worden beschoten óf door Duitsers in beslag te worden genomen. Deze organisaties brachten ook kinderen naar Friesland en Groningen, om aan te sterken en het eind van de oorlog af te wachten. Binnen de ‘Interkerkelijke Bureaus’ (IKB’s) leek de verzuiling doorbroken, maar in de noordelijke provincies waren rooms-katholieke kinderen niet overal welkom. Uit het verslag over de voedselhulp aan de Amsterdamse schooljeugd in de Hongerwinter blijkt interconfessionele wrevel: “Riep niet het Hoofd van de Centrale Voedselvoorziening: ‘Ik begrijp het niet, ik zie steeds maar kapelaans en pastoors, wanneer komt er nu ook eens een dominee?’â€
5000 doden
Intussen werd op hoog niveau overleg gevoerd om de hongerende provincies van voedsel te voorzien, want de Duitsers moesten er natuurlijk in toestemmen. Het Rode Kruis en neutrale landen als Zweden en Zwitserland speelden een grote rol in de voedselhulp. Eind januari kwamen de eerste twee schepen met voedsel in Delfzijl aan en enkele weken later kon men in Amsterdam, Den Haag en Rotterdam ‘Zweeds wittebrood’ krijgen. Hoewel ook Zwitserland hielp, is Zweden als grote hulpverlener bekend gebleven. Al was dat oorspronkelijk niet zo, getuige het gedicht Zwitserland (Amsterdam, 28 februari 1945):
Het daghet aan de kimmen
Van een weer zonnig huis.
Waar wij het brood ontvingen
Van ’t Zwitsers Roode Kruis.
Een woord van dank en hulde
Gericht aan Zwitserland.
Dat toen het hart vervulde
Van stervend Nederland.
Nog meer tot de verbeelding spreken de geallieerde voedseldroppings, die vanaf eind april 1945 tien dagen lang boven West-Nederland werden uitgevoerd. Niet alleen het voedsel leidde tot grote vreugde, maar ook het feit dat de geallieerde vliegtuigen ongestoord hun werk konden doen. Dat de Duitsers niets deden, was een teken dat de bevrijding niet lang meer op zich zou laten wachten.
Amsterdam had meer dan 5000 Hongerwinterdoden te betreuren. De Zuiderkerk deed tijdelijk dienst als ‘Gemeentelijke Doodenbewaarplaats’, waar een plaquette aan de buitenzijde aan herinnert. Ouderen zonder relaties en baby’s liepen de grootste kans om te komen. Mensen die in de Hongerwinter zijn geboren, ondervinden nog steeds de gevolgen van de ondervoeding. Er zijn aanwijzingen dat arme mensen beter met de nood om konden gaan dan rijke mensen, gewend als ze waren al in gewone omstandigheden te sappelen en ritselen. En als geld weinig of niets meer waard is, kom je daar ook niet ver mee.
De Hongerwinter heeft heel lang het beeld van de oorlog bepaald; zozeer zelfs dat het leek alsof de Hongerwinter vijf jaar lang had gewoed. Toen de Utrechtse historicus Gerard Trienekens in 1985 zijn studie Tussen ons volk en de honger. De voedselvoorziening 1940-1945 publiceerde, was hoon zijn deel. Hij stelde dat men tot aan de Hongerwinter geen honger had geleden, omdat de voedseldistributie goed en rechtvaardig werkte. Twintig jaar later schreef zijn collega Hein Klemann hetzelfde en reageerde niemand. Wellicht was men gewend geraakt aan het idee dat de Hongerwinter een geïsoleerde gebeurtenis aan het einde van de oorlog was geweest. Maar waarschijnlijker is dat de Hongerwinter niet meer beeldbepalend is voor de Duitse bezetting: dat is de Holocaust geworden.